Playground Festival/Stuk en Museum M
Peepholes, koeienbellen en een speelse stoelendans
Helen D’Haenens
© Maryan Sayd
In de dansvoorstelling Spine Of Desire: Wounds without tears, out of one skin in diamonds and shit zoomt de Frans-Caribische choreograaf Stanley Ollivier in op het vermogen van mensen van kleur om gemeenschappen te vormen. Zijn beroep op het buzzword ‘community’ roept echter vragen op. Hoe wordt zo’n gemeenschap voorgesteld in Spine Of Desire? En op welke manier draagt de performance bij tot het exponentieel groeiende discours rond gemeenschapsvorming?
Na een lange aanloop lijkt ‘community’ de fakkel over te nemen van dekolonisatie en zorg als hét kunstwereld-woord van het moment. Persteksten, panelgesprekken en tentoonstellingen staan bol van verwijzingen naar de activistische/politieke/subversieve kracht van gemeenschap en makers zoeken naar vormen om deze nieuwe ‘it-term’ passend gestalte te geven. Van projecten in sociale woonwijken tot gezamenlijke meditatiesessies: dezelfde vragen keren steeds terug. Is gemeenschap de aangewezen overlevingsstrategie in ons neoliberaal, genocidaal tijdperk? Kan verbinding de verwoestende impact van individualisme tegenspreken? En indien dat zo is, hoe kan je community überhaupt ‘vinden’? Soms leiden deze vragen tot krachtige en innovatieve antwoorden; andere keren tot een verwarrend amalgaam dat het Communistisch Manifest combineert met bell hooks’ politiek van liefde en zorg, of, in de ergste gevallen, tot de recuperatie en vereenvoudiging van community tot een marketingstrategie die winstmakers in staat stelt om ‘consumenten’ samen te brengen.
“Waarom moeten we community op de bühne zien? Aan Ollivier en zijn medespelers Lily Brieu Nguyen en Mamadou Wagué om te antwoorden.”
Het is in de context van deze opkomende focus op community dat Stanley Olliviers Spine Of Desire: Wounds without tears, out of one skin in diamonds and shit te situeren valt. De blackbox-dansperformance werd geïnspireerd door de manieren waarop mensen van kleur in staat zijn om gemeenschap en plekken van toebehoren te bouwen. Het is misschien een oneerlijke opgave, maar de reeds beschreven gratuite, sectorbrede ‘stokpaardisatie’ van community zorgt ervoor dat voorstellingen die zich zoals Spine Of Desire over community buigen, de ondankbare taak hebben te bewijzen dat gemeenschap als artistiek onderwerp zijn potentieel nog niet heeft uitgeput. Waarom moeten we community op de bühne zien? Aan Ollivier en zijn medespelers Lily Brieu Nguyen en Mamadou Wagué om te antwoorden.
Spine Of Desire dient zich mysterieus aan. De zwakke verlichting, kronkelende witte rook en aanzwellende soundscape (bestaande uit een diepe bas en de herkenbare ruis van stromend en spetterend water) roepen het gevoel op dat we ons aan de oever van een ondergrondse stroom bevinden. Als schimmen doemen Ollivier, Nguyen en Wagué op uit de rook. Gehuld in zware, bruine capuchons nemen ze plaats achter drie microfoons aan de randen van het podium. Het blijft, op de soundscape na, tellen lang stil. Sterker nog, wanneer de figuur in het midden (Wagué) het publiek ritmisch begint te instrueren – ‘Sit back and relax’ – is het moeilijk om de stemmen te onderscheiden van de kolkende achtergrondmuziek.
Wagués kalme instructies hebben in combinatie met de watergeluiden en gedimde lichten iets weg van een begeleide meditatie. Die initiële indruk van sereniteit blijkt echter misplaatst wanneer Nguyen en Olliviers stemmen het geheel vervoegen. Niet enkel klinken sommige uitspraken bijzonder dreigend – ‘Crushed, crushed, crushed’ herhaalt Wagué meermaals – maar de spelers lijken het onderling niet eens te zijn over het onderwerp van hun gesprek, als je hun interactie überhaupt een gesprek zou noemen. Bij momenten sluiten hun stellingen op elkaar aan, maar het grootste deel van de tijd schampen ze langs elkaar heen, alsof het gaat om drie verschillende radiosignalen die slechts bij toeval interfereren.
“De hypnotiserende watergeluiden maken plaats voor scherpe, mechanische klanken en ritmisch gebons. Het is een verandering waar de dansers geen blijf mee lijken te weten.”
Dit gevoel van dissonantie wordt verdergezet wanneer de performers de microfoons achter zich laten en zich capuchon-loos op de dansvloer begeven. De hypnotiserende watergeluiden maken plaats voor scherpe, mechanische klanken en ritmisch gebons. Het is een verandering waar de dansers geen blijf mee lijken te weten. Ze beven, schokken en schudden dooreen, alsof ze op een onzichtbare elektriciteitsbron zijn aangesloten. Het valt op dat er een uitgesproken afstand bestaat tussen de dansers en de muziek, maar ook tussen de dansers onderling. Ze bewegen elk op een specifiek element van de nieuwe, drukkende soundtrack, waardoor hun bewegingen – zoals hun stemmen eerder deden – slechts bij momenten samenvallen met de soundtrack. Onderling zitten ze ook niet op dezelfde golflengte: ze zijn schijnbaar niet op te hoogte van elkaars aanwezigheid en er is geen gezamenlijke choreografie. Enkel drie uitgesproken individuele reacties op dezelfde muziek.
Het is van meet af aan duidelijk dat Ollivier deze dissonanties opbouwt om ze vervolgens te harmoniseren, als een voorbeeld van de manier waarop opgejaagde individuen deel worden van een gemeenschap. Zo beginnen de spelers langzaamaan elkaars bewegingen over te nemen, tot die samenkomen in een gesynchroniseerde choreografie. Deze is opvallend combattief. Elleboogstoten, schoppen en vuistslagen worden onderdeel van de gedeelde lichaamstaal. Deze agressie doet echter geen afbreuk aan het gemak waarmee de drie dansers zich tot elkaar verhouden. Terwijl ze hun nieuw arsenaal uittesten staan ze zo dicht bij elkaar dat ze als een raderwerk van lichamen samenvallen, een zacht kluwen dat haaks staat op de hardheid waarmee het beweegt.
“Is het nodig om drie dissonante individuen en hun overgang naar gemeenschap op een letterlijke manier te ensceneren?”
Deze overgang van individueel dansen naar het collectieve voelt voorspelbaar en zodoende ook wel wat ontgoochelend. Alsof de choreografie tegelijk te abstract is en te letterlijk, net te cerebraal maar ook net te voor de hand liggend. Is het nodig om drie dissonante individuen en hun overgang naar gemeenschap op een letterlijke manier te ensceneren? Vervlakt de agressiviteit van hun bewegingen ‘community’ niet tot iets dat enkel het gevolg is van strijd, iets dat enkel ontstaat in weerwil van een ander? Waar is de bezieling die deze gemeenschap vorm geeft? Het gevoel van wederkerigheid, geborgenheid, steun, liefde en vreugde? Waar is de menselijkheid die hen ertoe aanzet om samen te komen?
Het zijn bezwaren waarvan Ollivier zich maar al te bewust lijkt. De laatste akte van Spine Of Desire maakt namelijk een scherpe wending, weg van de norse toon van de eerste twee delen en richting een interpretatie van gemeenschap die symbiose uitdraagt. Nadat Ollivier en Nguyen het podium hebben verlaten, blijft alleen Wagué over die zich verschuilt achter een scherm van kleurrijke draperieën. We zien zijn silhouet door de gaasachtige stoffen heen terwijl hij zijn beige kleren vervangt door een kleurrijke broek en een wit hemd. Wanneer hij weer tevoorschijn komt, overspoelen de koplampen van een onzichtbare auto de bühne met licht. De aandacht wordt getrokken naar de rechterrand van het podium, waar Ollivier danst naast een enkele witte stoel. Olliviers bewegingen staan nu ver af van de rigiditeit die hun gezamenlijke choreografie kenmerkte. De twee spelers begroeten elkaar hartelijk en wiegen samen op een remix van verschillende Caribische genres (ik meen soca, dancehall en kalypso te herkennen). De vreugde die de dansers delen wordt alleen maar versterkt wanneer Nguyen, eveneens gekleed in feestkleren, op het podium verschijnt.
Spine Of Desire komt nu letterlijk en figuurlijk in een nieuw licht te staan. Het stuk ontpopt zich tot een meer herkenbare weergave van hoe gemeenschap er kan uitzien: een feest waar al je geliefden samenkomen en dansen tot ze moe zijn en op samengeschoven stoelen in slaap vallen. Dit betekent echter niet dat Spine Of Desire nu haar strijdbaarheid verliest. Die krijgt alleen een meer verdoken invulling. Een sleutel om haar te herkennen is de eenzame stoel waarrond het feest zich ontplooit. Deze dient zich aan als een speelse verwijzing naar de albumcover van DTMF, het nieuwste project van de Puerto Ricaanse zanger Bad Bunny. Zodoende haalt het decorstuk ook de thema’s binnen die in DTMF worden behandeld: het verdedigen van familiale, culturele en nationale trots en waarden in een wereld die deze systematisch probeert te ondermijnen.
“Zintuiglijk, broeierig en in de laatste minuten verrassend openhartig: met Spine Of Desire tracht Ollivier een betekenisvolle invulling te geven aan een buzzword dat met uitholling wordt bedreigd.”
Door de plotselinge verandering van soundtrack staan aan het eind van Spine Of Desire muziekgenres centraal die doorgaans in de beperkende categorie ‘wereldmuziek’ worden geschoven of als vulgair en banaal worden afgedaan. Er komt ruimte voor erkenning van deze genres en de dansen die ze inspireren als krachtige, artistieke en verbindende kunstvormen, een rode draad voor saamhorigheid. Het is een verkwikkende scène en de vreugde van de dansers is besmettelijk, ongeacht of die gespeeld is of niet. De stijlvolle en warme conclusie vertelt veel over het soort verbinding dat Ollivier belangrijk acht en de diversiteit aan vormen die zo’n verbinding kan aannemen.
Zintuiglijk, broeierig en in de laatste minuten verrassend openhartig: met Spine Of Desire tracht Ollivier een betekenisvolle invulling te geven aan een buzzword dat met uitholling wordt bedreigd. Hij doet een noemenswaardige poging om voorbij de holle status te reiken en toont met een prachtig samenspel en onverwachte zachtheid hoe ‘community’ eruit kan zien: gelaagd, fluïde en toch krachtig. Bovenal is Spine Of Desire een voorstelling die niet alleen spreekt over community, maar haar – ondanks alles – ook echt voelbaar maakt.
KRIJG JE GRAAG ONS PAPIEREN MAGAZINE IN JOUW BRIEVENBUS? NEEM DAN EEN ABONNEMENT.
REGELMATIG ONZE NIEUWSTE ARTIKELS IN JOUW INBOX?
SCHRIJF JE IN OP ONZE NIEUWSBRIEF.
JE LEEST ONZE ARTIKELS GRATIS OMDAT WE GELOVEN IN VRIJE, KWALITATIEVE, INCLUSIEVE KUNSTKRITIEK. ALS WE DAT WILLEN BLIJVEN BIEDEN IN DE TOEKOMST, HEBBEN WE OOK JOUW STEUN NODIG! Steun Etcetera.